Het was weer eens tijd voor mijn wekelijkse boodschappen. Ik rij naar de stad toe en vlak voor ik bij de winkel ben, gaat mijn telefoon.
“Als jij straks weer naar huis gaat, stop je dan even bij mij?” zei de garagehouder die mijn auto in behandeling heeft als er wat mee is.
“Ik kom gelijk wel even, want als ik bij de winkel ben geweest, rij ik door naar huis. Met deze temperaturen wil ik geen diepvriesspullen in de auto laten liggen”
Ik draaide de auto en reed het kleine stukje terug.
“Je weet dat mijn zoon vanaf de eerste dag dat hij jouw auto zag, er al verliefd op is.” zei de garagehouder.
“Ja, dat weet ik.”
“Hij zag je vorige week rijden en vond het geluid van je auto niet goed klinken. Ik moest jou bellen om te vragen of je even wilde komen. Ik was het alweer vergeten en nu zag ik je toevallig voorbij rijden en dacht ik er weer aan. En hij heeft gelijk, het is niet het geluid wat je auto hoort te maken.”
De garagehouder heeft een goed gehoor wat dat betreft en schijnbaar heeft zijn zoon het ook. We lopen samen naar mijn auto en ik start de motor. Het valt me op dat het geluid buiten de auto veel zwaarder klinkt dan wanneer ik in de auto zit. Dit is inderdaad niet zijn normale geluid, het is net alsof er een uitlaat lek is. Maar dat zou wel erg vlot zijn, want die is vorig jaar vervangen.
“Zo te horen is er één van je cilinders een beetje vreemd aan het doen. Hij werkt wel, maar niet naar behoren. Kan je hem volgende week hier een keer neerzetten dat ik hem nakijk?”
“Nee, dat gaat niet. Ik ga aankomende maandag weg en kom pas op zaterdag of zondag weer thuis.”
“Waar ga je heen? Naar het westen?”
“Nee, dat gaat niet. Ik ga aankomende maandag weg en kom pas op zaterdag of zondag weer thuis.”
“Waar ga je heen? Naar het westen?”
“Ja, even lekker een weekje er tussenuit.”
“Je hebt groot gelijk, maar je gaat niet met deze auto.”
“Ik begon al zo’n vermoeden te krijgen dat jij niet wilt hebben dat ik zover van huis ga.”
“Je hebt groot gelijk, maar je gaat niet met deze auto.”
“Ik begon al zo’n vermoeden te krijgen dat jij niet wilt hebben dat ik zover van huis ga.”
De garagehouder kijkt mij aan met een blik van ‘ik weet wel dat je gek bent’.
“Van mij mag je gaan, maar ik kom je niet halen als je auto het begeeft. Het kan ook wel goed gaan, maar het risico is voor jou. Zet hem morgenmiddag maar hier neer, dan heb ik vast wel tijd om er aan te beginnen, dan maak ik het zaterdagmorgen af. En als dat niet lukt, mag je met de leenauto naar het westen gaan.”
“Dat is aardig van je. Mag ik er ook weer mee terugkomen?”
“Je mag mijn zoon wel dankbaar zijn, want nu zullen de kosten nog meevallen. Als je door zou rijden . . . Wie weet wat er dan gebeurd.”
“Laat hem maar een rondje rijden als de auto klaar is.”
Ik weet dat de zoon van de garagehouder dat soms doet met mijn auto als die in de garage is voor reparatie of servicebeurt. Het word me nooit verteld, maar of mijn gastank is opeens volledig gevuld, of ik heb korting op de rekening staan. Ik heb er geen problemen mee. Eigenlijk ben ik er wel blij mee, want ik weet dat mijn auto daar in goede handen is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten