Welkom?

Welkom bij Red Light District Amsterdam.

Om maar gelijk bepaalde personen uit een droom te helpen, en hun broek gesloten te houden, dit is geen blog over de Rosse Buurt van Amsterdam. Op deze blog zullen ook geen naaktfoto's te vinden zijn. De naam Red Light District is gekozen omdat ik daar in de buurt gewoond heb en er zeer regelmatig te vinden was.

Op deze weblog schrijf ik verhaaltjes uit mijn leven. Zoals mijn, volgens anderen, hilarische telefoongesprekken, mijn wel bekende manier van reizen en mijn kijk op de wereld en het nieuws. En verhalen die in het werk zijn voorgekomen, want ook daar heb ik het een en ander meegemaakt.

Er zijn ook drie gastschrijvers:

Skreewert: Een zwart/witte kater en een dondersteen tot in het puntje van zijn staart.
Scary: Een grijs gemêleerde kater, erg bang, maar hij doet zijn best om dat te overwinnen.
Mikey: Een Jack Russell die denkt dat hij een hond is.
Hun verhalen zijn te lezen in “De Wereld Van Skreewert”.




donderdag 27 september 2012

Sneller dan mijn auto


“En jij denkt terug te gaan met die auto.” zei mijn broer zo’n vijfentwintig jaar geleden.
Mijn broer woont in Frankrijk, ongeveer 350 kilometer onder Luxemburg. M (mijn ex) en ik waren een weekje bij hem op bezoek geweest en zouden die dag weer naar huis toe gaan. En mijn auto was niet de beste meer, maar hij bracht mij nog overal naar toe waar ik maar heen wilde. Ik reed er al verschillende jaren mee en vertrouwde hem nog voor de honderd procent.
Maar na de woorden van mijn broer, die veel meer verstand van auto’s heeft dan mij, begon ik toch te twijfelen.
“Bel je even als je thuis bent?”
Met die woorden namen mijn broer en ik afscheid en begon ik aan een rit van ongeveer zeven uur naar Amsterdam.
Het viel mij op dat de witte rookpluim achter mijn auto iets groter was dan hij al jaren was. Maar goed, het was ook een auto die een beste slok olie lustte.

De reis verliep voorspoedig . . . tot Antwerpen.
We kwamen net een tunnel uit en spontaan hield de motor er mee op. Snel de versnelling in zijn vrij gezet en zo uit laten rijden tot aan een praatpaal.
Nog voor ik op een knop van de praatpaal kon drukken om verbinding te krijgen met de Belgische wegenwacht, stopte er al een auto van de wegenwacht voor mijn auto.
De man glunderde helemaal toen hij uitstapte. Hij was monteur geweest bij een garage die mijn merk auto verkocht en onderhield. En sinds een paar dagen was hij bij de wegenwacht werkzaam. Hij vond het leuk om nu een auto tegen te komen waar hij erg veel van wist.
Vol enthousiasme deed hij mijn motorkap open en deed hem ook gelijk weer dicht.
“Dit kan ik niet maken.” zei de wegenwachter met grote ogen.
De man deed de motorkap weer open en liet mij de restanten van mijn motor zien. Hij wees naar een stuk metaal en vertelde mij dat het een nokkenas was en dat die normaal gesproken niet zichtbaar is.
Vele verstand van motoren heb ik niet, maar het was mij snel duidelijk dat deze auto vandaag niet meer uit zichzelf zou gaan rijden, of ik nu wel of niet achter het stuur zou gaan zitten.

Na een half uurtje wachten kwam er een grote vrachtwagen om mijn bestelbus op te halen. Nadat de man mijn auto had geladen, stapte hij in en reed weg. Na een meter of vijf rijden stopte hij en stapte hij weer uit.
“Hoe gaan jullie nu verder?” vroeg hij.
Wij vertelden de man dat wij geen enkel idee hadden. We weten de weg hier niet en we zouden wel zien hoe we bij het station zouden komen.
“Eigenlijk mag het niet, maar stap maar in. Dan breng ik jullie wel even naar het station.”
De straten rond het Centraal Station in Antwerpen zijn niet zo groot en breed en ik heb nog steeds bewondering voor de chauffeur hoe hij zijn grote vrachtwagen door de nauwe straatjes laveerde om ons voor het station af te zetten.

Op het station kochten we treinkaartjes naar Amsterdam en gingen op het perron zitten wachten tot de trein kwam. De omroepinstallatie op het perron begon iets onverstaanbaars om te roepen. Het enige woord wat wij verstonden was het woordje Amsterdam, maar verder hadden wij er niets van verstaan. We zijn het gaan vragen aan een perronmedewerker, maar ook hij had het niet verstaan. De man wilde wel even navraag voor ons doen en belde een collega op.
Het bleek dat de intercity naar Amsterdam door een stroomstoring niet bij dit station kon komen. Er zou nu een ander treintje komen om ons naar een ander station zou brengen en daar zou de intercity op ons wachten.
Een half uurtje later zagen we een diesellocomotief met een heel klein wagonnetje voor passagiers aankomen. We keken eens naar de aantal mensen dat mee moest en we zorgden ervoor dat we heel snel in konden stappen, want zoveel mensen zouden nooit in het kleine wagonnetje passen.
En dat klopte ook, want een deel van de gestrande passagiers stonden nog op het perron toen het diesellocomotiefje wegreed. We zagen ze daar staan, met voldoende ruimte om hun heen. Wij stonden als spaghettislierten in een vacuüm verpakte verpakking in een erg klein wagonnetje.

Na enkele kilometers stopte het treintje bij een heel klein stationnetje. Iedereen trachtte zich richting de deur van het wagonnetje te bewegen, maar de deuren gingen niet open. Na enkele minuten begon het treintje weer te rijden in de richting waar we vandaan kwamen.
Het bleek dat we even moesten wachten tot er een wissel was omgezet, zodat de trein op een ander spoor zou komen.
Drie stationnetjes later kwamen we bij een groter station en hier stopte het treintje weer. Nu gingen de deuren wel open en de passagiers rolden letterlijk de trein uit. Aan de andere zijde stond de intercity naar Amsterdam al op ons te wachten. Wij stapten in en ploften op een bank neer.
Eindelijk . . . We zaten in de goede trein met volop ruimte en we zouden nu naar huis gaan . . .
Toch . . . ?

Wat voor ons een eeuwigheid leek, duurde misschien niet langer dan een half uur, maar eindelijk begon de intercity te rijden. Al snel had de intercity de volle snelheid te pakken en zou het niet lang meer duren voor we in Amsterdam zouden zijn.
Maar net over de Belgische en Nederlandse grens stopte de trein midden in een weiland.
Ik grapte nog dat de trein misschien ook wel last had van een losliggende nokkenas. M keek mij een beetje boos aan. Ik vertelde M dat dit een trein was met een elektromotor en die hebben geen nokkenas.
Na ruim een half uur wachten werd er eindelijk omgeroepen dat de trein vertragen had opgelopen door een stukkende motor en dat er nu gewacht werd op een diesellocomotief om de trein verder te slepen.

Ik weet dat ik mijn broer beloofd had dat ik zou bellen als ik thuis was, maar ik vond dit ook wel een goed moment. We konden toch de trein nog niet uit en, met mijn mazzel, zou het nog wel een tijdje duren voor de diesellocomotief hier zou zijn.
“Ben je nu pas thuis?” vroeg mijn broer, “Je hebt er wel de tijd voor genomen, hè?”
Tja, we waren pas tien uurtjes onderweg. Ik vertelde in grote lijnen hoe onze reis tot nu toe verlopen was en dat het nog wel even kon duren voor we thuis zouden zijn. Mijn broer, die mijn manier van reizen maar al te goed kent, begon te lachen en vertelde ons dat we niet hoefden te bellen als we thuis zouden zijn. Dat zou morgen ook nog wel kunnen. Dan zou hij tenminste nog een normale nachtrust kunnen hebben en niet een halve nacht op ons telefoontje hoeven wachten.
Tsssss . . . Wat een vertrouwen . . .

Eindelijk werd de trein weggesleept. Na een ritje van ongeveer twintig minuten stopte de trein weer en stonden we bij een perron op een rangeerterrein. Aan de andere zijde van het perron stond ook een trein en konden we zo overstappen.
Onze spookbeelden dat we langs het spoor door een weiland zouden moeten lopen, en daarna uren zouden moeten wachten op een bus die toch niet komt, verdwenen als sneeuw voor de zon. Dit was allemaal keurig georganiseerd en we waren dik tevreden.
Al snel reed deze trein op volle snelheid richting Amsterdam.

Natuurlijk reden er allang geen trams meer toen we op het Amsterdam Centraal Station aankwamen. En een nachtbus reed er wel, maar die kwam niet echt in de buurt van ons huis. We hadden ook geen zin om het stuk van de bushalte naar huis te gaan lopen, dus hebben we een taxi genomen.
Bijna vijftien uur later na aanvang van de terugreis, stapten we moe ons huisje binnen.

En de auto?
Die zou de week erop door de ANWB naar Nederland worden gehaald. Alleen was de ANWB vergeten dat het een bestelbus was, en die past niet op een ‘gewone’ repatriëringtransport. Daar passen alleen luxe auto’s op.
Na ruim drie weken was ook mijn auto weer in Nederland.
Waren wij toch lekker sneller . . .
Lekker puh . . .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten