Dinsdagmiddag kreeg ik een telefoontje van een goed vriend. Of ik thuis was en deze week een paar dagen tijd had voor hem. We hadden vorig jaar al afgesproken om hier een paar klusjes te doen en een paar klusjes in een huis van zijn vriendin.
Zo’n 15 jaar geleden was ik bij mijn broer in Frankrijk op bezoek en daar kwam opeens een andere Nederlandse man langs. Mijn broer dacht dat ik hem wel kon, want hij woonde twee straten bij mij vandaan in Amsterdam. Maar ik had de beste brave borst nog nooit gezien. Hij mij ook niet. Maar het was een begin van een goede vriendschap en we hebben veel samen gewerkt. De laatste jaren, sinds mijn lichaam heeft aangegeven dat ik rustiger aan moest gaan doen, is het samenwerken minder geworden, maar een paar keer per jaar helpen we elkaar nog steeds. Uiteraard met gesloten beurs.
Ik had tijd en ik was thuis. En ik was blij dat hij kwam, want dat betekend dat de nieuwe daklijsten eindelijk van zolder zullen verdwijnen en op hun plek komen. Daarna nog een dagje of twee hem helpen bij een ander dak. Hij op het dak en ik, vanwege de verrotte pootjes van me, de hand en spandiensten op de grond.
We hebben altijd heel veel lol met werken. We vullen elkaar erg goed aan in het werk, hij is dakdekker annex loodgieter annex verwarmingsmonteur en ik de rest. Het voordeel is wel dat hij ook een beetje kan timmeren en ik een beetje kan loodgieteren. We vullen elkaar dus lekker aan. En niet alleen met het werken,maar ook met praten. We hebben maar een half woord nodig om samen in een deuk te liggen.
Alhoewel hij soms moe word van mij. Maar wie niet . . .
Hij stond op het dak met een lat in zijn handen. Hij riep naar mij en vroeg of ik ongeveer 15 centimeter van de lat kon afhalen. Natuurlijk kan ik dat, zo moeilijk is dat niet. Ik zaag 15 centimeter van de lat af en geef hem de rest terug.
“Nee,” zegt hij, “ik moet de andere kant hebben.”
Zo vriendelijk als ik ben draai ik de lat om en wil het weer aan hem geven. Maar ik had het verkeerd begrepen, hij wilde het stukje van 15 centimeter hebben.
Tja, wees dan duidelijk . . .
Toch?
We kunnen ook hele felle discussies hebben over wereldzaken. Ik weet dat hij graag over zulke zaken wil discussiëren, alleen al om te laten merken dat hij dat soort wereldzaken volgt. Ik vind het best, al volg ik niet alles. Maar mijn bekje kan ik goed roeren en weet altijd wel een weerwoord te geven. Hij brengt dan een stelling in en ik verdraaid die iets. Eigenlijk zeg ik exact hetzelfde, alleen met wat andere woorden. En daar lok ik dan de door hem begeerde discussie uit. Tot hij in de gaten heeft dat ik aldoor hetzelfde zeg als hem. Dan zie ik een *big smile* en valt hij stil.
En even later probeert hij het op nieuw met een ander onderwerp.
Het slot van de buitendeur werkte niet helemaal goed meer. Het van slot draaien ging prima, maar het op slot draaien leek meer op Russisch roulette. Zou de deur nu wel op slot zitten? Of toch niet?
Ik heb het slot eruit gehaald en het eens opengemaakt. Ik zag al snel wat er loos was, er was een schroefje losgegaan en nu lag de veer van het slot los. Ik maak de schroef en de veer weer vast en zet het slot weer in elkaar. Het slot werkte weer prima.
Vraagt de vriend later wat er nu mis was met het slot. Ik legde hem dat uit, maar hij snapte er helemaal niets van en ging weer terug het dak op. Ik heb het nieuwe slot, dat in de auto lag, gehaald en die gedemonteerd. Toen de vriend weer eens op de grond was, heb ik hem zo laten zien wat er aan de hand was met het slot. In de hoop dat hij hier wat van leert en niet zomaar een nieuw slot gaat plaatsen, want dat is lang niet altijd nodig.
“Heb je het slot weer uit de deur gehaald?” vraagt hij opeens.
Ik kan het dan niet laten en beaam dat ik het slot er weer uitgehaald heb. Natuurlijk vond hij dat helemaal niet nodig, het zou meer tijd kosten en we hadden al zoveel te doen.
“Hoe ben jij binnengekomen?” vroeg ik aan hem.
“Door de deur, natuurlijk. Hoezo?”
“En die deur ging zomaar open, zonder dat je de klink omlaag hoefde te duwen?”
“Nee, natuurlijk niet.”
En toen viel hij stil. Hij keek eens naar de deur en dan weer naar het slot in mijn hand. Er verschijnt weer eens een *big smile* op zijn gezicht en ik hoor zachtjes ‘klerelijer’.
Vanaf dinsdagavond tot en met gisteravond was hij hier. Al die dagen liet ik soms een klein zinnetje vallen. Niks bijzonders en ging er ook niet verder op door. Soms reageerde hij, maar meestal niet. Hij kent mij tenslotte vrij goed en weet dat ik wel een keer de rest ga vertellen en dat het dan altijd lachen is. Soms kan ik zo dagenlang een grap voorbereiden. Een ander lekker nieuwsgierig maken, zonder dat ik gelijk de grap verklap.
“Ik ben toch eigenlijk wel geweldig goed, bijna geniaal gewoon.”
Meer zei ik niet. De eerste twee keer reageert hij er nog op, maar ik zeg niks meer. Dus na die twee keer, reageert hij ook maar niet meer. Maar ik weet dat hij brand van nieuwsgierigheid om te weten wat er na komt.
Gisteravond laat ging hij weer richting Amsterdam en bij het weggaan zei ik mijn zinnetje weer.
“Dat weet ik nu wel, maar waarom ben je het dan?” zei hij.
“Het waarom is niet belangrijk, wel dat ik het ben.”
“Je bent geweldig goed, bijna geniaal, om mensen helemaal gek te krijgen. Ik heb zo’n vermoeden dat je er niet verder op ingaat waarom je zo geweldig goed bent.”
“Klopt.” zei ik, “Het waarom is ook niet belangrijk.”
Ik weet zeker dat ik binnenkort een telefoontje krijg. Waarschijnlijk van zijn vriendin. Want hij zal zich voorlopig nog afvragen waarom ik het gezegd heb.
En om eerlijk te zijn . . .
Ik heb zelf geen flauw idee . . .
PS: Mijn excuses dat er van de week weinig geplaatst is op mijn blogsite, maar de week was zwaar en hectisch genoeg. Maar wel erg gezellig.
Jullie lijken wel een soort Buurman & Buurman zoals je het beschrijft ;)
BeantwoordenVerwijderen