Gisteravond was ik wat laat met naar bed gaan. Zoals
gebruikelijk loop ik eerst nog even met Mikey buiten, zodat hij de nacht zonder
gekruiste pootjes door kan brengen. Niet dat ik ver ga lopen, want tot de hoek
waar een stukje gras is, is ver genoeg. Ook Mikey vind het niet erg om niet
verder te lopen. Hij kan dan uitgebreid staan snuffelen en doen.
Maar goed . . . even na drie uur liep ik dus met Mikey buiten. Mikey was net bezig om een oude struik opnieuw te herontdekken, zoals elke avond, toen ik een paar stemmen hoorde. Doorgaans is na een uur of elf het dorp geheel in ruste, op wat dorpsjeugd na. En die hoor je soms wel eens. Maar dit waren stemmen van volwassenen.
Een man en een vrouw kwamen het dorpshuis uitgelopen en kwaakten er lustig op los. Niet echt zachtjes, ik stond op zo’n veertig meter afstand en kon ze woordelijk verstaan. Het gesprek was niet echt te volgen en dat kwam niet door de Friese taal, maar door de drank dat eerst door de zelfde mond naar binnen is gegoten.
De man draaide de deur van het dorpshuis op slot en de vrouw pakte vast haar fiets en fietste een stukje weg. Onderwijl druk doorkletsend naar de man toe.
Ze was nog ongeveer tien meter bij mij vandaan toen zij met fiets en al onderuit ging. Ze stond ook gelijk weer op. De man vroeg wat er gebeurde.
“Ik heb geen idee.” zei de vrouw, “Het stuur ging zomaar opeens de andere kant op.”
“Je moet de stuur ook vasthouden.” zei de man.
“Dat deed ik ook, maar moet je eens kijken hoe los dat stuur zit.”
De vrouw draaide aan haar stuur en het werkte op een normale manier.
“Ik kan hem zo naar links en naar rechts draaien. Dan is het toch ook niet gek dat mensen van hun fiets vallen.”
De vrouw liet haar fiets los en de fiets viel op straat.
“Fietsen zijn toch al zo wankel, ze vallen gewoon om als je ze los laat. En dan dat losse stuur erbij. Het is eigenlijk levensgevaarlijk op zo’n ding. Ik denk dat ik maar ga lopen.”
De vrouw draaide zich om en liep bij haar fiets weg. De fiets lag gewoon midden op straat, midden op een kruispunt.
“Zou je de fiets niet meenemen?” vroeg de man.
“Waarom? Het is toch te gevaarlijk om op te fietsen.”Maar goed . . . even na drie uur liep ik dus met Mikey buiten. Mikey was net bezig om een oude struik opnieuw te herontdekken, zoals elke avond, toen ik een paar stemmen hoorde. Doorgaans is na een uur of elf het dorp geheel in ruste, op wat dorpsjeugd na. En die hoor je soms wel eens. Maar dit waren stemmen van volwassenen.
Een man en een vrouw kwamen het dorpshuis uitgelopen en kwaakten er lustig op los. Niet echt zachtjes, ik stond op zo’n veertig meter afstand en kon ze woordelijk verstaan. Het gesprek was niet echt te volgen en dat kwam niet door de Friese taal, maar door de drank dat eerst door de zelfde mond naar binnen is gegoten.
De man draaide de deur van het dorpshuis op slot en de vrouw pakte vast haar fiets en fietste een stukje weg. Onderwijl druk doorkletsend naar de man toe.
Ze was nog ongeveer tien meter bij mij vandaan toen zij met fiets en al onderuit ging. Ze stond ook gelijk weer op. De man vroeg wat er gebeurde.
“Ik heb geen idee.” zei de vrouw, “Het stuur ging zomaar opeens de andere kant op.”
“Je moet de stuur ook vasthouden.” zei de man.
“Dat deed ik ook, maar moet je eens kijken hoe los dat stuur zit.”
De vrouw draaide aan haar stuur en het werkte op een normale manier.
“Ik kan hem zo naar links en naar rechts draaien. Dan is het toch ook niet gek dat mensen van hun fiets vallen.”
De vrouw liet haar fiets los en de fiets viel op straat.
“Fietsen zijn toch al zo wankel, ze vallen gewoon om als je ze los laat. En dan dat losse stuur erbij. Het is eigenlijk levensgevaarlijk op zo’n ding. Ik denk dat ik maar ga lopen.”
De vrouw draaide zich om en liep bij haar fiets weg. De fiets lag gewoon midden op straat, midden op een kruispunt.
“Zou je de fiets niet meenemen?” vroeg de man.
“Dat is misschien wel waar, maar hoe wil je maandag je kind naar school brengen?”
“Hmzzz . . . Daar zit wat in. Misschien dat ik hem beter mee kan nemen, dan kan mijn man morgen de fiets nakijken. Misschien dat hij het stuur vast kan zetten.”
“Dan kan je geen bochten meer nemen.”
“Dat is ook weer waar. Wat een dilemma. Als ik veilig wil fietsen, dan kan ik geen bocht meer nemen. Maar met een los stuur, is het veel te gevaarlijk om te gaan fietsen.”
“Maar het is heel normaal dat je stuur op deze manier los zit, hoor.”
“Echt waar?” vroeg de vrouw verbaasd.
“Yeps.” zei de man.
De vrouw pakte haar fiets op, stapte op haar fiets en reed weg. Ze fietste niet recht, ze had de hele breedte van de weg nodig. De man kon niet naast haar fietsen. En zo reden ze, achter elkaar, mijn zichtsveld uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten